Wat betekent stick in Engels?

Wat is de betekenis van het woord stick in Engels? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van stick in Engels.

Het woord stick in Engels betekent tak, stok, steken, plakken, ophangen, bevestigen, staaf, knuppel, wapenstok, stick, stuurknuppel, vastzitten, vastplakken, vastkleven, klem zitten, vastzitten, steken, prikken, doorboren, plaatsen, steken, leggen, zetten, opzadelen met, joint, stick, spliff, staff, stick, stab, glue, stick, stick, stick with, stick up for, surprise attack, place in, stick to, stick your nose into, versnellingspook, lijmstift, hockeystick, lollystokje, geheugenstick, anti-aanbak-, antikleef-, ijsstokje, selfiestick, tegen de borst stuiten, plakken op, plakken aan, zelfklevend, samen blijven, aan elkaar plakken. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord stick

tak, stok

noun (small branch, twig)

The kids gathered some sticks for the fire.

steken

transitive verb (thrust into)

The cook stuck the knife into the mango.

plakken, ophangen, bevestigen

transitive verb (attach)

Let me stick this notice on the board.

staaf

noun (dynamite cartridge) (dynamiet)

They used five sticks of dynamite to blow the hole in the rock.

knuppel, wapenstok

noun (dated (baton)

The police used their sticks to control the crowd.

stick

noun (lacrosse, hockey stick) (sport)

The hockey player broke his stick and needed another one.

stuurknuppel

noun (airplane control handle)

The pilot pulled back on the stick to fly higher.

vastzitten

intransitive verb (become immobilized)

I was shifting into third gear when the gear lever suddenly stuck.

vastplakken, vastkleven

intransitive verb (remain attached)

The fly stuck to the sticky trap.

klem zitten, vastzitten

intransitive verb (be stopped by an obstruction)

The zipper stuck halfway up.

steken, prikken

transitive verb (puncture)

He stuck a hole in the plastic to drain the water.

doorboren

transitive verb (impale)

The spear stuck the explorer through the heart.

plaatsen, steken, leggen, zetten

transitive verb (place in position)

The dog stuck his head out the window.

opzadelen met

transitive verb (present sthg disagreeable)

His friends stuck him with the dinner bill.

joint, stick, spliff

(drugs) (drugs, informal)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

staff

(stok)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

stick

(stuk hout)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

stab

(prikken)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

glue, stick

(met lijm bevestigen)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

stick

(figuurlijk (mager persoon) (figurative: skinny person)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

stick with

(vasthouden aan mening)

stick up for

(verdedigen)

surprise attack

(onverwachtse aanval)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

place in

(stoppen in)

stick to

(kleven aan)

stick your nose into

(figuurlijk (zich bemoeien met) (figurative)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

versnellingspook

noun (vehicle's manual transmission)

I always waggle the gear stick before starting the engine, to make sure it is in neutral. This car's gearshift is on the steering column.

lijmstift

noun (adhesive in stick form)

I used a glue stick to paste my collage together.

hockeystick

noun (long stick used in hockey)

Stop hitting your brother with that hockey stick!

lollystokje

noun (UK (stick used as popsicle handle)

geheugenstick

noun (® (computing: flashcard, dongle) (computer)

I use a memory stick to back up my files. I copied my photos onto my memory stick so that I can show them to my friends on their laptops.

anti-aanbak-, antikleef-

adjective (cookware: with coated surface) (in samenstellingen)

Eggs are best cooked in a nonstick pan.

ijsstokje

noun (US, ® (stick used as ice-lolly handle)

selfiestick

noun (device: taking a selfie) (anglicisme)

tegen de borst stuiten

verbal expression (figurative (feel reluctance over) (figuurlijk)

I'll apologise, but it sticks in my craw; I know I was in the right.
Het zit me niet lekker wanneer mensen anderen niet respecteren.

plakken op, plakken aan

(affix, glue)

zelfklevend

adjective (informal (self-adhesive)

samen blijven

(informal, figurative (be united)

We will stick together through thick and thin!

aan elkaar plakken

(adhere to one another)

The plot of the novel didn't make sense because several pages had stuck together.

Laten we Engels leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van stick in Engels, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Engels.

Verwante woorden van stick

Ken je iets van Engels

Het Engels is afkomstig van Germaanse stammen die naar Engeland zijn geëmigreerd en is over een periode van meer dan 1400 jaar geëvolueerd. Engels is de derde meest gesproken taal ter wereld, na Chinees en Spaans. Het is de meest geleerde tweede taal en de officiële taal van bijna 60 soevereine landen. Deze taal heeft een groter aantal sprekers als tweede en vreemde taal dan moedertaalsprekers. Engels is ook de co-officiële taal van de Verenigde Naties, van de Europese Unie en van vele andere internationale en regionale organisaties. Tegenwoordig kunnen Engelstaligen over de hele wereld relatief gemakkelijk communiceren.