Wat betekent tira in Spaans?

Wat is de betekenis van het woord tira in Spaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van tira in Spaans.

Het woord tira in Spaans betekent strook, reep, riem, lat, strip, strook, reep, stukje, snipper, plak, snee, lat, oom agent, film, persienne, sjerp, band, draagband, smeris, juut, politie, strook, franje, neuken, naaien, iets gooien, werpen, weggooien, wegleggen, gooien, smijten, werpen, rukken aan, trekken aan, een ruk geven aan, weggooien, weggooien, iets laten zakken, storten, lozen, dumpen, afschieten, doodschieten, schieten, gooien, werpen, wegspoelen, gooien, werpen, trekken, stoten, knikkeren, schieten, slaan, afdanken, weggooien, weggooien, bij het afval gooien, trekken, meedragen, smijten, slingeren, keilen, gooien, gooien, werpen, wegdoen, weggooien, slepen, trekken, iets/iemand omver gooien, iets katapulteren, smijten, gooien, doortrekken, afdanken, wegdoen, dobbelen, werpen, gooien, jacht, worp, schieten, gooien, katapulteren, iets werpen, gooien, gooien, gooien, werpen, weggooien, gooien, werpen, gooien, overboord gooien, neerkletteren, opmerken, opwerpen, iets omverwerpen, touwtrekken, getouwtrek, spijbelaar, viezerik, straatvervuiler, stripverhaal, touwtrekwedstrijd, strip. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord tira

strook, reep

nombre femenino

Arranca una tira de papel.

riem

Rachel cortó el cuero en trozos.

lat, strip

nombre femenino

strook, reep

Harry se vendó el tobillo con una tira de gasa.

stukje, snipper

Había un trozo de tela enganchado en la alambrada de espinos.

plak, snee

Jack tomó el pan y se cortó dos rebanadas.

lat

El colchón se apoya en los listones de la cama.

oom agent

(informeel)

film

persienne

(de persiana) (zonwering)

La luz se filtraba suavemente por los listones.

sjerp

band, draagband

El bolso tenía una correa larga para poder llevarlo sobre el hombro.

smeris, juut

(informeel)

Ten cuidado, la policía generalmente espera detrás de la esquina.

politie

(ontelbaar)

El fugitivo esquivó a la policía durante sesenta días antes de ser detenido.

strook, franje

El vestido tiene una franja con volanes en la cintura.

neuken, naaien

(vulgair)

iets gooien, werpen

¡Apúrate y tira la pelota!

weggooien, wegleggen

Tiramos algo de ropa vieja.

gooien, smijten, werpen

Trevor trató de tirar una piedra al árbol, pero falló.

rukken aan, trekken aan

El barco tiraba de un bote hinchable.

een ruk geven aan

verbo transitivo

Si tiras de esa cuerda, la campana empezará a sonar.

weggooien

verbo transitivo

Kate decidió que era hora de tirar todos sus zapatos viejos y comprar nuevos.

weggooien

Si fuese tú, tiraría esos viejos zapatos: ya empiezan a oler mal.

iets laten zakken

La chica tiró una cuerda y su novio trepó hasta su habitación.

storten, lozen, dumpen

Ángela tiró su viejo refrigerador cuando compró uno nuevo.

afschieten, doodschieten, schieten

¿Dónde le tiraste a ese ciervo?

gooien, werpen

Tom tiró la roca en la fuente.

wegspoelen

verbo transitivo (por el inodoro)

No tires mucho papel por el inodoro, ¡lo vas a atascar!

gooien, werpen

Es tu turno de tirar.

trekken

No dejes de tirar, aun si te cansas.

stoten

verbo transitivo

Te toca tirar. Trata de meter la bola 7.

knikkeren, schieten

El experimentado jugador de canicas pudo tirar muy bien.

slaan

¡Ayer tiré un 69!

afdanken, weggooien

(a la basura)

Vincent tiró su vieja bicicleta y se compró una nueva.

weggooien, bij het afval gooien

(a la basura)

Helen tiró a la basura sus zapatillas de deporte viejas, pues tenían agujeros.

trekken, meedragen

Paul arrastró el ciervo que había cazado hasta su camión.

smijten, slingeren, keilen, gooien

Dan arrojó con rabia el ordenador estropeado por las escaleras.

gooien, werpen

Jacob le lanzó la pelota a Pippa.

wegdoen, weggooien

Después del funeral tuvimos que desechar una gran cantidad de cosas.

slepen, trekken

El caballo remolcaba el carro. El hombre arrastraba a un niño pequeño de la mano.

iets/iemand omver gooien

Me puse furioso con la niña por derribar mi estatua.

iets katapulteren

(figurado)

El niño catapultó los guisantes al otro lado de la habitación.

smijten, gooien

A Jake se le fue la cabeza y empezó a tirar platos contra la pared.

doortrekken

(inodoro)

El inodoro no funciona, tendremos que llamar a un plomero.

afdanken, wegdoen

(cosas viejas)

Laura decidió que era hora de desechar sus zapatos, ya que se estaban desarmando.

dobbelen, werpen, gooien

Es tu turno para lanzar. Aquí están los dados.

jacht

(general)

Se fueron de cacería de pavas.

worp

George lanzó el tronco.

schieten

(sport)

Kane lanzó un tiro bajo al portero.

gooien, katapulteren

Él arrojó la pelota por la ventana abierta.

iets werpen, gooien

Él sopla los dados antes de lanzarlos.

gooien

(dados)

Es tu turno. ¡Lanza el dado!

gooien, werpen

Joe lanzó la pelota a Wendy.

weggooien

La camiseta lucía gastada así que Amanda la desechó.

gooien, werpen

Andie lanzó la red al agua.

gooien

verbo transitivo (un objeto)

Kate tiró el viejo sofá al contenedor.

overboord gooien

(figuurlijk)

Deberías deshacerte de ese auto feo y viejo.

neerkletteren

Una multitud de manifestantes furiosos le arrojó huevos a la política mientras escapaba.

opmerken, opwerpen

(figurado)

Voy a dejar caer una propuesta. ¿Qué os parece si Liz aprende a conducir?

iets omverwerpen

El objetivo del bowling es hacer caer el mayor número de pinos posible.

touwtrekken, getouwtrek

(figurado) (figuurlijk)

No lograrán hacer nada hasta que detengan la lucha y empiecen a tirar los dos para el mismo lado.

spijbelaar

(ES, coloquial)

No importa el motivo, te ausentaste de la escuela sin permiso de tus padres, eres un estudiante que hace novillos.

viezerik

(informeel)

straatvervuiler

stripverhaal

locución nominal femenina

Las tiras cómicas de Garfield son muy graciosas.

touwtrekwedstrijd

La gente más pesada siempre va atrás en el juego de tirar la cuerda.

strip

¿Leíste la tira cómica de hoy? ¡Es muy graciosa!

Laten we Spaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van tira in Spaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Spaans.

Ken je iets van Spaans

Spaans (español), ook bekend als Castilla, is een taal van de Iberisch-Romaanse groep van de Romaanse talen, en de 4e meest voorkomende taal ter wereld volgens sommige bronnen, terwijl andere het als een 2e of 3e vermelden meest voorkomende taal. Het is de moedertaal van ongeveer 352 miljoen mensen en wordt gesproken door 417 miljoen mensen wanneer de sprekers als taal worden toegevoegd. sub (geschat in 1999). Spaans en Portugees hebben zeer vergelijkbare grammatica en woordenschat; Het aantal vergelijkbare woordenschat van deze twee talen is tot 89%. Spaans is de primaire taal van 20 landen over de hele wereld. Geschat wordt dat het totale aantal sprekers van het Spaans tussen de 470 en 500 miljoen ligt, waarmee het de op één na meest gesproken taal ter wereld is, gemeten naar het aantal moedertaalsprekers.